30 day song challenge #7: Rijden
Nummertje 7, een nummer om af te spelen tijdens het rijden.
Gezien het Engelse “drive” is het duidelijk dat het gaat om rijden met de auto en niet om rijden met de fiets, maar toch moest ik bij de vertaling “rijden” onmiddellijk denken aan Rije rije rije, stoempe stoempe stoempe (oh, hoe heerlijk achterhaald dat nummer ondertussen al is: Domo, de Ludo, Tom Boonen, Museeuw…). Niet bepaald een hoogstaand nummer, maar het hoort bij de periode waarin het bij mij al fietsen was wat de klok sloeg. Ik was 15 toen het programma De fiets van Pavlov op tv verscheen, reed in datzelfde jaar voor het eerst de Mont Ventoux op en was daarmee vertrokken voor meerdere heerlijke zomers, die bestonden uit de combinatie fietsen, familie, vrienden en Provence. Als ik denk aan een “mooi nummer over fietsen” (eerder dan een “grappig nummer”), dan blijft Jimmy van Boudewijn de Groot natuurlijk een van de klassiekers.
Voor mij is ook Tubular Bells van Mike Oldfield gelinkt aan fietsen, niet in het minst omdat ik er regelmatig naar luisterde tijdens mijn dagelijkse tochten van mijn ouders thuis naar het station van Denderleeuw, waar ik drie jaar lang – alvorens op kot te gaan – de trein op stapte naar Brussel. Part 1 duurde ongeveer even lang als mijn rit naar daar en was dus een ideaal zenmoment op de fiets. Tot die ene ochtend, toen dat nummer begon te spelen net op het moment dat ik in dichte mist door een verlaten stuk in de velden aan het fietsen was en in de verte een man in een zwarte jas dacht te zien opdoemen, die de hele tijd stokstijf bleef staan. In combinatie met de muziek in mijn oren, zorgde dat ervoor dat ik mijzelf compleet de stuipen op het lijf jaagde (zonder dat ik The Exorcist, waarin het nummer ook voorkomt, al gezien had en er dus horror aan koppelde). Bleek het dus gewoon een zwarte vuilzak te zijn, die aan een betonnen paal hing. Of ik mijzelf zwaar uitgelachen heb? Een beetje wel ja…
Maar om terug te komen op de vermoedelijke bedoeling van de opdracht: een nummer dat ik afspeel wanneer ik met de auto rijdt. Het eerste nummer dat in mij opkomt, is 500 miles van The Hooters, dat ook de grootteorde uitdrukt van de belangrijkste afstand in mijn leven, namelijk die tussen mijn leven in Zwitserland en mijn familie in België. Het is een cover van een nummer van Hedy West, maar met een sterke toevoeging in de lyrics door de verwijzing naar Tank man, die op het Tiananmenplein voor een colonne tanks ging staan:
A hundred tanks along the square,
One man stands and stops them there
Someday soon the tide’ll turn and I’ll be free
I’ll be free, I’ll be free
I’ll come home to my country
Someday soon the tide’ll turn and I’ll be free
Als ik puur op de titel afga, dan denk ik aan Driver’s Seat van Sniff ‘n’ Tears. Die gitaren, die standvastige hand van die drummer, heel dat nummer lang, heerlijk!
Maar als ik één “nummer in de auto” moet kiezen – ook al hoor ik het ook heel graag daarbuiten natuurlijk – dan is het wel Troy van Sinéad O’Connor. Omdat het herinneringen oproept aan een autorit uit lang vervlogen jaren, een rit op reis, ergens in Frankrijk. Vraag mij niet exact waar of wanneer, want daar heb ik geen idee meer van. Waar ik normaal heelder autoritten met mijn neus in een boek zat – tot wanhoop van mijn ouders, die er mij regelmatig toe aanporden toch ook eens een blik op de natuur te werpen -, keek ik op het moment dat dit nummer speelde net wel naar buiten, naar de impressionante kloof waar we toen door reden. Sindsdien zit ik, wanneer ik dit nummer opnieuw hoor, telkens weer even als kind achter in de auto, mijn hoofd tegen het venster geleund, kijkend naar die kloof, luisterend naar de machtige stem van Sinéad O’Connor. Mooier dan dat wordt autorijden niet.
Schoon! Toch magnifiek hoe muziek zo kan leven in ons hoofd en daar impressies en herinneringen aan kan vast hangen.
Ik heb ook even moeten lachen met het man-versus-vuilniszak verhaal. Die levendige verbeelding, ik zou dat ook tegen komen 😉 Kan beschamend zijn, maar ik ben wel blij dat ik nog zo kan fantaseren, dat zorgt er ook voor dat ik enorm gecharmeert kan blijven voor dingen waar anderen geen twee keer naar zouden kijken of gewoon niet zien. Hoe vaak mijn vriendinnen al met mij gelachen hebben op reis als ik super enthousiast wordt over dat ik een bepaalde vlinder of zo heb gezien, tot ik hen de foto toon en ze dan verwonderd zeggen ‘dat jij dat gezien hebt’ Beetje kind blijven heeft zijn voordeel, denk ik dan 😉
Ja, absoluut! Ik denk dat dat een mens ook gewoon goed doet, een beetje kinderlijke verwondering en enthousiasme behouden 🙂 Ale, of dat hoop ik toch 😉
Wat lees ik deze blogposts graag, met heel die redenering hoe je dan bij ene definitief nummer uitkomt. Mooi 🙂
“The Joker” van Steve Miller Band doet mij altijd denken aan een autorit, vermoedelijk dan van toen ik kind was 🙂
En vooral fijne herinneringen aan Frankrijk doorreizen met de cd “Moon Safari” van Air, cruisen tussen de geweldige landschappen! Pre-kids that is 😉
Haha, pre-kids 🙂 Wat staat er tegenwoordig dan zo op het programma?
Ik dacht eerst dat ik Moon Safari niet kende, maar heb het eens opgezocht en ik ken er wel enkele nummers van (o.a. Sexy Boy natuurlijk). Ga de rest eens beluisteren!
En The Joker, dat was lang geleden, merci om mij er nog eens naar te doen luisteren!
De luisterverhalen van Het Geluidshuis zijn nog steeds populair! En vinden wij ook fantastisch 🙂
Ah ja tuurlijk, was ik even vergeten! Ik heb die nog dankzij jou op mijn lijstje “mogelijke cadeautjes voor de petekindjes” gezet 🙂
Ik moest lachen toen ik de anekdote las van de man die uiteindelijk een vuilzak bleek te zijn. Als kind heb ik na het zien van een fantasy kinderfilm (iets met een man die een hart van steen had en kinderen in zwanen veranderde) nachtenlang gedacht dat die op de gang voor mijn slaapkamer stond. Maar wat volgens mij zijn kromme neus was was in werkelijkheid de klink van de slaapkamerdeur van mijn broer.
Hahaha, heerlijke fantasie! Achteraf kan je je dan amper voorstellen hoe je nu toch een neus in een klink of een man in een vuilzak kan zien, maar op het moment zelf is dat gewoon heel reëel he 🙂
ha grappig, Troy zou ik nu niet zo als een autolied zien maar associaties kunnen sterk zijn eh. Als je dat zegt van die vakantierit, schiet er bij mij opeens een pamfluit sessie van “El Condor Pasa” door het hoofd waar we op stoffige spaanse wegen in de hitte met open ruiten reden.
Driver’s seat vind ik wel een keitof nummer.
Oh, El Condor Pasa, dat was lang geleden!
Troy is inderdaad totaal geen typisch autolied, maar de associatie is bij mij inderdaad zo sterk, dat het dat toch geworden is 🙂
Ik probeer – voorlopig zonder succes – uit te vissen wie de zanger is van De Fiets van Pavlov. Lijkt heel erg op Big Bill… Iemand?
Oei, geen idee. Misschien kan je eens navragen bij de VRT of Woestijnvis?