De boeken van juni 2018

Hoewel onbedoeld, lijkt 2018 wel het jaar van de non-fictie te gaan worden nu ongeveer de helft van wat ik dit jaar al las uit die categorie bestaat. Van de zes boeken die ik in juni las, waren er amper twee echte fictie:

Joëlla Opraus en Nathalie van Wingerden, De financiële detox

De financiële detox (Joëlla Opraus en Nathalie van Wingerden)

Eerlijk is eerlijk: ik ben nooit heel erg geïnteresseerd geweest in financiën. Toen ik vorig jaar echter een eigen appartement wilde huren en dus een veel grotere uitgavenlast zou hebben, besloot ik alles bij te houden in een budgetprogramma. Het voelt nog steeds als een half mirakel, maar een dik half jaar later, vind ik het niet alleen nog steeds heel plezant om met die cijfertjes bezig te zijn, maar zorgt het ook voor een overzicht en rust die ik tevoren nooit had. Niet dat ik toen geldstress had, maar eigenlijk deed ik maar wat…

Het merendeel van de beschreven tips uit dit boek pas ik ondertussen dan ook al toe (exact weten wat er binnenkomt en uitgaat, welke administratie wel/niet bewaren bijvoorbeeld), zodat ik de “detox” van zes weken grotendeels kon overslaan. Andere tips waren dan weer handig om meer inzicht in mijn eigen geldgedrag te krijgen.

Welke overtuigingen heb jij jezelf aangemeten als het om geld gaat? Ofwel aan welke verwachtingen vind jij zelf dat je financieel gezien moet voldoen?

Met andere tips was ik het niet eens, bijvoorbeeld dat het voldoende is om je budget drie maanden bij te houden. Zo zou ik voor minstens een jaar gaan, want elk seizoen brengt bepaalde specifieke kosten met zich mee (de zomervakantie bij gezinnen met kinderen, kosten voor lidmaatschappen die vaak allemaal in het begin van het jaar komen…).
Het hoofdstuk “praten over geld” gaf wat nieuwe inzichten, al is het maar omdat dat tussen J. en mij achteraf bekeken best wel een probleem was (hallo schuldgevoel omdat je werkloos bent en niets binnenbrengt).

Bespreek ook met je partner hoe jullie het financieel willen regelen, mocht er ooit iets gebeuren. Dat kan bijvoorbeeld zijn wanneer jullie besluiten om niet meer met elkaar verder te gaan, of wanneer een van jullie komt te overlijden. Juist omdat je van elkaar houdt, is het goed om daarover na te denken. Je wilt toch het beste voor je partner.

Wel vond ik het heel jammer dat je op de website van de auteurs verplicht wordt om je e-mailadres te geven om de – nochtans interessant lijkende – test over je geldtype te doen. Al bij al een meestal leuk (op het bij momenten overdreven “hippe” taalgebruik na, met vroegâh als irritant hoogtepunt), vlot geschreven én informatief boek. Gezien mijn relatie met het thema is dat al een prestatie op zich 😉

Huub Buijssen, Als een dierbare depressief is

Als een dierbare depressief is (Huub Buijssen)

Op zich is dit boek beter geschikt voor mensen in mijn omgeving, maar vooraleer het aan te raden, wilde ik het toch eerst zelf eens lezen.

Het is belangrijk dat je contact houdt. Ook als het contact met je depressieve familielid voor je gevoel veel stroever verloopt dan anders en óók als je naaste er geen blijk van geeft dat hij het contact waardeert. Houd ook contact als je daartoe steeds zelf het initiatief moet nemen. Tijdens een depressie gelden even andere wetten: je familielid kan het niet helpen dat hij opgesloten zit in zichzelf en zelf nauwelijks in staat is tot het nemen van initiatieven. Het is niet een kwestie van ‘niet willen’, maar van ‘niet kunnen’.

Huub Buijssen geeft in dit boek uitleg over hoe iemand met depressie zich voelt – beschrijvingen waar ik mij regelmatig in kon vinden – en biedt handvatten voor de naasten, zodat zij kunnen helpen zonder zichzelf compleet weg te cijferen.

Vaak zijn je emoties verbonden met je depressieve familielid. Je kunt ze dan ook het best met hem bespreken. Sommige mensen laten dit achterwege omdat ze het idee hebben dat ze hiermee hun naaste belasten of omdat ze denken dat hij het toch niet begrijpt. Deze angsten zijn vaak ongegrond. Vaak is het bespreken van je gevoelens wel degelijk mogelijk en is het familielid in staat echt te luisteren. Het kan een opening zijn naar meer wederzijds begrip en toenadering.

Hoewel de tips soms voor de hand liggen, maken ze wel de essentie uit van wat nodig is om zelf niet te verdrinken terwijl je iemand anders aan land probeert te krijgen. Zo is het bijvoorbeeld heel belangrijk dat je, ondanks dat je kan helpen, niet de rol van een dokter of therapeut opneemt. Dat ben je namelijk niet en je mag een relatie niet laten verworden tot die van hulpbehoevende en zorgverlener.

‘Ik wil niet dat je me helpt. Ik wil dat je bij me bent. […] Ik heb geen inwonende therapeut nodig. Ik heb behoefte aan een echtgenoot. […] Als ik je vertel hoe rot ik me voel, wil ik niet samen met jou mijn medicijnen nagaan, ik wil geen antwoord hoeven geven op jouw vragen, ik wil niet proberen het allemaal onder woorden te brengen. Ik wil niet luisteren naar peppraatjes, of naar een hele reeks adviezen. […] Je hoeft me alleen maar vast te houden. Bij me komen zitten. Je arm om me heen slaan. Luisteren terwijl ik mijn best doe je te vertellen hoe het voelt, zonder dat jij het nodig vindt alles in een logisch klinisch commentaar samen te vatten. Ik verwacht niet van je dat je me beter maakt. Ik weet dat je dat niet kunt. Maar ik denk dat jij het idee hebt dat je, als je je maar genoeg inspant, me wel beter kunt maken.’

Voltaire, Candide

Candide (Voltaire)

Dit boekje stond al een hele tijd ongelezen in mijn kast, maar dankzij de Verbeelding boekenclub toog ik eindelijk aan het lezen in dit boek, waarin Voltaire zijn zeer satirisch antwoord op de zogenaamde these van Leibniz geeft. Deze Duitse filosoof opperde namelijk het optimistische idee dat de huidige wereld de beste van alle mogelijke werelden is (ah ja, als het beter kon, dan had God dat toch wel gedaan zekers…). De naïeve hoofdpersoon Candide groeit op in een kasteel en gelooft zijn leermeester – en sterk aanhanger van Leibniz – blindelings. Tot hij in de echte wereld terechtkomt, een wereld met oorlogen, onderdrukking en slavernij, lelijkheid en onrecht.

Ceux qui ont avancé que tout est bien ont dit une sottise: il fallait dire que tout est au mieux.

Ondanks de ouderdom, was dit boek bij momenten best wel grappig, al was ik blij met de broodnodige historische context in de voetnoten; bepaalde “actualiteiten” uit het boek waren mij immers totaal onbekend. Dat waren overigens de enige momenten waarop ik besefte dat het boek wel degelijk ouder is dan het tijdens het lezen aanvoelde; voor de rest leest het namelijk ongelooflijk vlot. Ik denk niet dat ik het nog opnieuw ga lezen, daarvoor was het niet goed genoeg, maar ik ben wel blij dat ik het eindelijk gelezen heb.

Waris Dirie, Mijn woestijn

Mijn woestijn (Waris Dirie)

Ik las dit boek voor het eerst in het laatste jaar van het middelbaar en het maakte toen een grote indruk op mij. Dertien jaar later vond ik het boek minder aangrijpend dan toen, hoewel het deel over Waris Diries leven als nomade in Somalië en haar besnijdenis absoluut de moeite waard is. Onderstaand citaat is niet voor gevoelige zielen, maar toont perfect aan waarom dit “ritueel” pure verminking is.

Toen voelde ik dat mijn vlees werd weggesneden, mijn geslacht. Ik hoorde het geluid van het botte mesje dat heen en weer zaagde door mijn huid. Wanneer ik eraan terugdenk, kan ik me echt niet voorstellen dat dit met mij is gebeurd. Ik heb het gevoel alsof ik het over iemand anders heb. Op geen enkele manier kan ik uitleggen hoe dit voelt.

Na het eerste deel over haar “woestijnleven” volgde een iets te lang uitgesponnen middendeel over haar leven als model. Het laatste deel over haar werk als UN-ambassadrice had dan weer veel uitgebreider gemogen. De – dan weer vrij monotone, dan weer kinderlijke – schrijfstijl sprak mij minder aan, maar dat neemt niet weg dat het de moeite waard is om dit boek te lezen. Omdat de inhoud te belangrijk is. Omdat het vreselijk is dat ook vandaag nog zovele meisjes sterven of voor het leven verminkt worden bij een ritueel dat, ja, waarvoor dient? Het is gruwelijk om te lezen, maar het is nog veel gruwelijker dat het nog steeds gebeurt.

Waris Dirie, Onze verborgen tranen

Onze verborgen tranen (Waris Dirie)

Meteen na Mijn woestijn las ik dit theoretischer vervolg. In Onze verborgen tranen vertelt Dirie niet zozeer haar eigen verhaal, als wel dat van de meisjes die in Europa leven, maar toch besneden worden: in Europa door een professionele arts of een overgevlogen midgaan, op vakantie in Afrika… De cijfers – ondertussen weliswaar meer dan tien jaar oud – zijn schokkend en ook vandaag nog lopen volgens het Europees Instituut voor Gendergelijkheid 180 000 vrouwen en meisjes in de EU het risico besneden te worden! Hoewel de situatie langzaam verbetert, wordt op de website van UNICEF duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is, in Europa, maar ook in de landen waar de praktijk zijn oorsprong vindt: werden in 1985 51% van de meisjes besneden, dan was dat in 2016 nog 37%. Beter, ja, maar nog bijlange niet genoeg!

Dirie gaat in op de redenen – religieus en cultureel – voor FGM (female genital mutilation), onderzoekt wie de slachtoffers en de daders zijn en wat soort wetgeving er in de verschillende Europese landen bestaat.

Oorspronkelijk was het een overgangsritueel dat de volwassenheid inluidde en feestelijk werd gevierd (net als bij de besnijdenis van mannen). De gedachte erachter is in veel gebieden verloren gegaan, maar de ingreep op zich wordt nog wel uitgevoerd. FGM is in deze culturen voorwaarde voor een huwelijk; niet-besneden vrouwen worden beschouwd als onrein en als hoeren en worden niet opgenomen in de gemeenschap. Als redenen noemt men: de kuisheid van de vrouw, de zekerheid dat ze maagd blijft tot aan het huwelijk, hygiëne, esthetiek, gezondheid. In veel landen denkt men dat onbesneden vrouwen geen kinderen kunnen baren en dat het contact met de clitoris voor de pasgeborene dodelijk is.

Hoewel ik het straf blijf vinden dat ze haar verhaal naar buiten gebracht heeft en zo duizenden meisjes een stem gegeven heeft, in dit boek vond ik haar stem jammer genoeg vaak eerder storen dan bijdragen. Zo is haar houding bij momenten zeer inconsequent: eerst heeft FGM niets met de Islam te maken, dan weer wel; Nederland is zowel een voorbeeld van een gelukte als een mislukte multiculturele samenleving… Jammer, want voor de rest is dit boek heel informatief.

Dimitri Verhulst, Spoo Pee Doo

Spoo Pee Doo (Dimitri Verhulst)

Net zoals Godverdomse dagen op een godverdomse bol is Spoo Pee Doo een lange, razende tirade: dit keer niet rechtstreeks tegen de wereld, wel als de marginale en sarcastische visie van een dronkaard. Een “typische” Verhulst dus, wat ik graag lees. Alleen klopte wat ik las niet met wat de flaptekst aankondigde: daar lijkt het boek immers te gaan “over de botsing tussen godsdienstfanatisme en vrijheden, van wat dan ook”.

Een expert ben je nooit geweest, volgens een Zweedse sociaal psycholoog, zijn naam ontsnapt je even, moet een mens tienduizend uren ervaring hebben in iets alvorens hij zich expert mag noemen. De helft van de Zweedse mannelijke bevolking heet Anders Ericsson, de andere helft heet Eric Andersson, laat ons gokken dat de bedenker van de tienduizendurentheorie Anders heet, voor zover het allemaal belang heeft, want onnozel is die theorie natuurlijk wel. Wat je wou zeggen: tienduizend uren heb jij waarschijnlijk nog niet bij elkaar geschaakt, en het zal nog maar moeten blijken of jij jezelf überhaupt in iets expert mag noemen. Tienduizend uren roken, tienduizend uren koffiedrinken, tienduizend uren dromerig door het raam staren, de drie zijn perfect te combineren. Tienduizend uren schrijven en daar ontevreden over zijn. Tweehonderdtachtigduizend en enige uren als wees op de wereld.

Ik had het verhaal uiteindelijk sterker gevonden zonder de aanslag, als een pure dronkemansnacht met alle meer en minder zin makende overdenkingen die er bij horen… Nu voldeed het niet helemaal aan mijn (te) hoge verwachtingen. Gelukkig bleek dat enkel te gelden voor het boek en niet voor mijn nieuwe e-reader, die met dit boek gedoopt werd 😉

Bron afbeeldingen: Goodreads

1 reactie

  1. Zoveel gelezen! Candide zou ik ook eens willen herlezen maar dan in het Nederlands, mijn Frans is niet zo goed en zeker niet als er beeldspraak in voor komt.