Gedicht: Gezel
uit het niets kwam u op me af, boog u zich
naar mij toe: ik wil u wel gezelschap houden.
u gaf niet meer details. u zei niet: even. u zei
niet: een leven lang. u zei niets over een hand
vasthouden, u zweeg over mij verblinden
met uw lijf. ik had nooit in uw ogen mogen
zinken, mijn hoofd had ik moeten afwenden
zodat u het niet gek had weten maken. u
zou goed gezelschap zijn. en ik geloofde dat.
(David Troch)