Week 2015/34 in woord en beeld
Dat Zwitsers niet bepaald een gebrek aan nationale trots hebben, is waarschijnlijk wel bekend. Al hebben ze het soms toch iets te hoog in “hunnen bol”, zo bleek uit deze tekst, waarin ze schrijven dat “zelfs” België rond 1893 al over goed uitgeruste laboratoria beschikte. Ok, ze zijn iets groter dan België, maar hebben wel minder inwoners, dus dit vond ik toch wel een beetje blasé (of misschien blijk ik dan toch enige Belgische nationale trots te bezitten?).
Zwitsers zijn trouwens ook nog veel geloviger dan Belgen (niet dat dat iets met bovenstaand puntje te maken heeft, maar soit). Af en toe zie je hier dan ook reclameborden met spreuken uit de bijbel, iets wat bij mij vooral voor veel ooggerol zorgt: ik heb immers niets tegen religie op zich, maar reclame daarvoor gaat mij toch een stapje te ver. Dit keer krijg ik er echter bijna de slappe lach van: ’t ligt misschien aan mij, maar deze affiche klinkt toch wel héél erg Dag Allemaal of Story meets Jesus, niet?
Donderdagavond kwam het volgende bezoek toe, al lag ik op dat moment al lang in slaap (ze arriveerde namelijk pas rond half één ’s nachts). Johan had de dag erna verlof genomen en kon dus wel opblijven én met hen de Caumasee bezoeken op vrijdag. ’s Avonds spraken we af in Zürich; we wandelden kort door de stad en gingen een hapje eten in de Zeughauskeller (een voormalig wapendepot). Het is eigenlijk een heel toeristisch restaurant, maar je kan er wel typisch en lekker Zwitsers eten (al hebben ze geen kaasfondue).
Zaterdag trokken we richting Lauterbrunen en Mürren; onze vrienden in hun gehuurde wagen, wij op de moto. Normaal zijn wandelen en motorijden moeilijk te combineren, maar omdat we dit keer onze motohelmen en -kledij in hun koffer achter konden laten, ging het wel. We reden op langs de Sustenpass, een onbedoelde, maar wel fantastische omweg. We bezochten eerst de mooie Trümmelbachfälle (impressionant!) en namen daarna het kabelliftje richting Mürren, waar we eerst gingen kijken naar de basejumpers (nog altijd kriebels; wat moet dat niet geven als je zelf springt!).
Daarna deden we nog een wandeling met zicht op Eiger, Mönch en Jungfrau, al had die laatste jammer genoeg weinig zin om zich echt te laten zien (en jup, ik blijf mij trainen in het kindjes-op-de-rug-dragen).
Zondag gingen we het vlakbij zoeken: de Türlersee bleek perfect om wat in te plonzen en naar visjes te kijken. Ik zwom ook bijna naar de overkant en terug. Bijna, omdat ik voor de zekerheid toch besloot te mikken op een iets schuiner gelegen ponton. Ik kan immers wel zonder problemen een kilometer zwemmen, maar dat is altijd in een zwembad en niet in het koudere water van een meer. De bijna halve kilometer die ik deed bleek gelukkig heel doenbaar en geeft vooral goesting in meer. Na een tijdje sloeg het weer helemaal om, inclusief stevige regenbui, dus keerden we huiswaarts. Al bij al een goede timing, want onze vrienden vertrokken in de namiddag toch terug naar België. Alweer een weekend voorbij en zo bijna ook de hele zomer!
Leuk! Sta nog altijd versteld van de mooie natuur daar 🙂
Wij ook! 🙂
mooie foto van jij met dat kindje!
Oooo stoute Jungfrau hahaha 🙂 Mürren is inderdaad prachtig, we maakten er vorige zomer ook een tocht, alleen hingen de wolken toen laag en hebben we de Drie niet gezien. We gaan dus zeker terug om die tocht opnieuw te doen, ooit…
De tijd vliegt nogal he?
Hehe, stoute Jungfrau inderdaad. Ik vond het vooral jammer voor ons bezoek dat ze in de wolken bleef hangen. Ale, voor Johan en mij ook, maar wij hebben ze al goed gezien en wij kunnen er vrij makkelijk nog eens naartoe. Al doen we dat niet per se, want het bleek toch ook al weer bijna een jaar geleden dat we er waren; de tijd vliegt inderdaad!