Escargot au Gotthard
De afgelopen jaren beklom ik al een aantal Zwitserse Alpencols, maar de mogelijk bekendste onder hen – de Gotthard – was daar tot nu toe niet bij. Een mooie zondag in september leek het ideale moment om daar verandering in te brengen. ’s Ochtends stapten we in Winterthur op de trein om er bijna drie uur en een paar overstappen later in Andermatt weer uit te stappen.
De ambities van Johan lagen een pak hoger dan de mijne, want hij wilde de Furka-, Nufenen- én Gotthardpas beklimmen. De eerste vijf kilometer legden we samen af, omdat het begin van de Furka relatief vlak verloopt en op die manier een van de weinige mogelijkheden biedt om wat te kunnen opwarmen. Even genietend van het uitzicht in deze vallei later, keerde ik op mijn stappen terug, om in Andermatt opnieuw te beginnen.
De eerste kilometers van Andermatt (op onderstaande kaartje op 12km van de top) tot Hospental lopen gelijk met die van Furka en zijn dus niet bepaald steil. Meteen na het ronde punt, waar beide passen hun eigen weg gaan, klimt het meteen een pakje steviger.
Zodanig stevig dat ik al meteen naar mijn kleinste verzet moest en dus ook stootte op dat telkens pijnlijke moment, waar je nog een tandje kleiner wilt schakelen om dan te beseffen dat je niet meer kleiner kan. Ik had er al meteen goede hoop in 😜. Gelukkig is er méér dan genoeg moois om de aandacht af te leiden, want die Alpen, ook na ze vijf jaar als “achtertuin” te hebben, die vervelen nooit!
De reden dat ik de Gotthard uitkoos, was niet zozeer dat het zo’n bekende pas is, wél dat de beklimming vanuit Andermatt relatief goed doenbaar is met gemiddelde percentages per kilometer die nergens boven de 8,5% uitkomen. Omdat ik momenteel jammer genoeg een pak kilo’s teveel meesleur en bovendien niet bepaald in topconditie ben (studeren, ’t is voor niks goed 😜), was dat meer dan voldoende als uitdaging. Een drietal kilometer voor de top kan je kiezen tussen de “oude” en de “nieuwe” weg en hoewel ik even twijfelde, ging ik toch voor de nieuwe. Die is drukker qua verkeer, maar volledig geasfalteerd, in tegenstelling tot de oude (op de foto hieronder de linke weg) die deels met kasseien gelegd is. Tof en nostalgisch, al wat ge wilt, maar ik vond boven geraken precies al wel voldoende, zonder daar nog extraatjes aan te moeten toevoegen 😄
Na een paar laatste kilometers zwoegen, niet meer enkel tegen de berg, maar nu ook tegen de wind, was daar dan het gehoopte colbordje. Goed voor 12km, 600 hoogtemeters en anderhalf uur fietsen. Geen cijfers die potten gaan breken, maar voor mij het belangrijkste: ik ben boven geraakt. En uiteindelijk was ik zelfs minder moe dan ik op voorhand verwacht had (ik had er om eerlijk te zijn heel erg rekening mee gehouden dat ik niet boven zou geraken), wat enorm veel deugd deed. “F*ck you slechtere conditie & overgewicht, ik doe het toch maar”, zoiets 😉.
Aangezien Johan en mijn broer een paar weken ervoor beide kanten van de Gotthard beklommen hadden, wist ik dat het de moeite loonde om de top even voorbij te rijden om dit machtige uitzicht op de oude route vanaf Airolo naar de top, de Tremola, te hebben. Al had ik mij wel even vergist, waardoor ik per ongeluk een halve kilometer op de kasseien van die Tremola afdaalde voor ik besefte dat ik de nieuwe route had moeten nemen om zicht te hebben op de oude… Toch moe genoeg om niet meer helder na te denken dus blijkbaar 🤪
Terug op de top zocht ik mij een rustig plekje om iets te drinken en eten, maar vooral te genieten van het zicht – ah ja, Johan was toch nog lang onderweg, dus ik had meer dan tijd genoeg 🙂
Na drie kwartier kroop ik terug op mijn ros om de afdaling aan te vatten, iets wat ik altijd al graag deed, maar sinds de beklimmingen zoveel moeizamer gaan nog meer. Jammer genoeg had mijn achterband er weinig zin in, want een paar kilometer na de top, toen ik aan ongeveer 60km/h een tunnel uitkwam, voelde ik niet alleen dat mijn fiets niet meer helemaal stabiel aanvoelde, maar hoorde ik ook een raar geluid. Ik begon meteen af te remmen om te controleren wat er aan de hand was, maar nog voor ik tot stilstand kwam, kreeg ik achteraan een klapband. Het is een ongelooflijk geluk geweest, dat ik al door had dat er iets scheelde en dus al aan het remmen was, want zelfs bij de amper 20 km/h die ik op dat moment nog reed, was het moeilijk om mijn fiets onder controle te houden. Door de knal was mijn achterband immers deels over mijn velg gesprongen, waardoor mijn wiel compleet blokkeerde. Gelukkig had ik net voldoende stuurmanskunst om mijn fiets recht te houden en zonder vallen te kunnen afstappen. Meer dan een halve blik op mijn wiel was niet nodig om te beseffen dat hier weinig aan te repareren viel (ik heb immers wel altijd een reservebinnen-, maar geen buitenband mee).
Ik moest amper mijn arm opsteken om te liften of er stopte al een auto. De eerste twee chauffeurs hadden echter enkel plaats voor mij, maar niet voor mijn fiets, maar gelukkig had ik bij de derde wel prijs. De afdaling duurde ineens een pak langer dan met de fiets het geval zou geweest zijn, omdat de auto’s door wegenwerken in één lange file naar omlaag reden, maar gelukkig bleek het koppel dat mij oppikte, Nederlanders op vakantie, zeer aangenaam gezelschap.
Eens terug in Andermatt installeerde ik mij op een terrasje vlakbij het station om te wachten op Johan. Die had ondertussen weliswaar al twee cols overwonnen, maar moest nog een stuk afdaling én de Gotthard op en af doen, vooraleer hij mij terug zou vervoegen. Meer dan tijd genoeg dus voor een soepje en véél lezen 🙂
Toen hij ongeveer twee uur later toekwam – niet eens veel meer moe dan mij, de zot 😜 -, aten we nog een snelle hap (met één goede verbinding per uur hadden we gerekend op ofwel meteen de trein op en laat eten, ofwel eerst eten en dan de trein op; het werd dus dat laatste) om daarna de rit naar huis terug aan te vangen. Een lange én bewogen dag – een mens krijgt nu eenmaal (én gelukkig maar) niet elke keer een klapband in een afdaling van een col -, maar wel een heel deugddoende. Een dag gevuld met bergen, fietsen en lezen, zo mogen er nog veel komen!
Ik zou nooit boven geraken, dus absoluut een prestatie om trots op te zijn!
Supergoed gedaan! Ik doe het je niet na.
Wow, lijkt me wel griezelig, zo’n klapband op de fiets. Wat een geluk dat je zonder problemen bent kunnen stoppen.
Ja, dat was heel griezelig! Enerzijds gaat het toch minder “snel” dan ik op voorhand dacht, omdat ik altijd aannam dat een klapband compleet uit het niets komt en je dus helemaal niets kan doen, anderzijds was het heel vies te beseffen dat had ik het net iets minder snel beseft of gehoord (vb. in die tunnel was er meer lawaai en had ik het dus nog niet door) het evengoed aan 60 km/h had kunnen gebeuren. Wat de effecten dan zijn, daar wil ik gewoon niet aan denken, brrr.
Amai, al een geluk dat die klapband geen nieuwe valpartij veroorzaakte. Wel tof dat er meteen mensen stopten die je wilde helpen.
Neen, inderdaad, ik heb echt geluk gehad! Nochtans al zo vaak afdalingen gedaan, waar alles perfect verloopt, maar als het dan mis gaat, lijkt en voelt het natuurlijk meteen heel extreem.
whaaa chance dat ge niet gevallen zijn. ‘k zou doodschrik hebben
Het drong bij mij pas later door hoeveel chance ik gehad heb. Op het moment zelf ben ik vooral in praktische “proberen niet te vallen, fiets checken, iemand zoeken om mee te rijden”-modus gegaan en ik heb pas nadien beseft hoe zwaar die val had kunnen zijn, was die bij een hogere snelheid gebeurd. Al hoop ik wel dat dat de volgende keer niet teveel door mijn hoofd speelt…
’t Is daar schoon precies! Volgens mij die pas nog nooit gedaan (allez met de auto bedoel ik dan, met de fiets al zeker niet!). Chapeau met uw prestatie, ik doe het u niet na! En het motto “F*ck you slechtere conditie & overgewicht, ik doe het toch maar” heb ik ook al dikwijls gebruikt het voorbije jaar. Ge moogt trots zijn op uzelf!!
Merci 🙂
Johan zegt dat soms, wanneer ik vloek op het feit dat ik zoveel minder snel ben / zoveel meer afzie dan vroeger in beklimmingen (of algemeen tijdens het sporten): dat het net daardoor des te straffer is dat ik het toch nog altijd doe. Het voelt niet altijd zo, maar in zekere zin is het wel waar dat ik toen misschien zottere dingen deed, maar dat allemaal veel makkelijker ging en dus veel minder doorzettingsvermogen vroeg.
En ook: ’t is een pas die de moeite is om er eens over te rijden (auto of fiets 🙂 )!