Tips voor een wintervakantie in IJsland

Gisteren verscheen een overzicht van wat we allemaal bezochten in IJsland, vandaag een paar tips voor wie er ook in de winter naartoe trekt. Zoals steeds: geen enkele link in onderstaand bericht is gesponserd.

Periode

Wij vertrokken op 30 december en keerden op 7 januari terug. Behalve dat dat betekende dat we er Nieuwjaar vierden, wilt dat ook zeggen dat we er in de donkerste periode van het jaar waren. Dat was wennen, vooral ’s ochtends, wanneer de zon pas om 11.15-11.20 op is (al wordt het langzaam licht vanaf 10.30). ’s Avonds gaat ze onder rond 15.45, wat maar een uurtje vroeger is dan hier en dus wel meeviel. Maar vooral: je hebt wel degelijk nog steeds zo’n 4,5u daglicht per dag; het blijft er, zoals nog noordelijker wel het geval is, geen hele dag donker. Je kan dus niet gigantisch veel op een dag doen, maar mits wat plannen – bijvoorbeeld bij een verder gelegen bestemming in het donker vertrekken zodat je ter plaatse bent bent bij zonsopgang – kan je best wel wat zien. En tegelijk kan je ervan genieten om ’s ochtends uitgebreid te ontbijten en ’s avonds veel tijd te hebben om te lezen en spelletjes te spelen 😉

Strokkur-geiser (Le petit requin)
Een voordeel van korte dagen: je ziet elke dag mooie zonsop- en zonsondergangen

Reisorganisatie

Wij stelden onze reis zelf samen: we kozen voor een Airbnb waar we de hele week bleven en boekten onze tickets bij Icelandair vanuit Zwitserland en WOW air vanuit België (compenseren deed ik via greenseat.nl, wat natuurlijk een soort aflatensysteem is, maar – denk ik dan maar – beter dan niets). Qua uitstappen hadden we het voordeel dat mijn ouders er al eens geweest waren en dus al grotendeels een idee hadden van wat er te zien is. Toen zij er een paar jaar geleden in de zomer voor twee weken naartoe gingen, boekten ze wel bij een reisorganisatie, o.a. omdat ze toen het hele eiland rondtrokken i.p.v. op één plek te overnachten.

Verblijf

Wij verbleven in een Airbnb in Flúðir, wat voor een winterverblijf van één week waarbij je – omwille van zowel tijdsbeperkingen als toegankelijkheid door het weer – enkel het zuidoostelijke deel van het eiland kan doen, ideaal gelegen is. Je zit er op anderhalf uur rijden van Reykjavik, een kleine twee uur van de kuststad Vík í Mýrdal, een half uurtje van Geysir en Gulfoss en een uur van het Nationaal Park Þingvellir (die laatste drie zijn de belangrijkste bezienswaardigheden op de zogenaamde Golden circle, de bekendste toeristische route op het eiland).

Breiðás Flúðir (Le petit requin)
Onze Airbnb in Flúðir

De laatste avond sliepen we in een Airbnb in Keflavík, omdat onze vlucht naar huis ’s ochtends vroeg was en we geen zin hadden om – zoals mijn ouders, mijn broer en zijn vriendin die een dag vroeger vertrokken – midden in de nacht te moeten vertrekken naar de luchthaven (leren rekening houden met mijn energieniveau, check 😉 ). Dat we door die overnachting ook in bebouwder gebied waren toen de IJslanders Jólasveinar vierden (het vertrek van de laatste van de 13 kerstjongens op 6 januari en daarmee ook het einde van de kerstperiode) en zo het vele vuurwerk konden zien was mooi meegenomen 🙂

Hallgrímskirkja (Le petit requin)
Voordeel van een verblijf in Reykjavik: je geraakt misschien wél voor sluitingsuur in de mooie Hallgrímskirkja 🙂

Veel mensen kiezen Reykjavik als uitvalsbasis, maar zelf ben ik blij dat we dat niet gedaan hebben. Enerzijds zit je er toch verder af van de meeste bezienswaardigheden (voor ons zou bijvoorbeeld enkel Þingvellir een kwartiertje dichterbij geweest zijn, maar de rest tot een uur – enkele rit! – verder afgelegen). Anderzijds heb je het grote nadeel dat je bij een heldere hemel de stad weer uit moet als je het noorderlicht wilt kunnen zien (omwille van de lichtpollutie). Wij hadden weliswaar ook een paar huizen-met-kerstverlichting in de buurt, maar behalve dat dat sowieso veel beter is dan een hele stad, konden we die met een beetje stappen ook al achter ons laten. Kies je ervoor om geen zelfstandige uitstappen te doen, maar gebruik te maken van georganiseerde tours, dan kan het wel handig zijn om in Reykjavik te overnachten, omdat velen van daaruit vertrekken (al vrees ik dat je in dat geval dat rustig ontbijt en dat lezen ’s avonds voor een groot deel kan vergeten, want dan moet je voor verschillende uitstappen veel vroeger opstaan).

Weer

In tegenstelling tot wat ik verwacht had, lag er de hele week bijna geen sneeuw; enkel de laatste dag werden we wakker met een laagje wit. Blijkbaar varieert dat heel erg: er zijn periodes waarin het bijna niet sneeuwt, maar er kan blijkbaar evengoed meerdere tientallen centimeters vallen. In de noordelijke en oostelijke delen van het eiland is de kans op sneeuw groter; ook de reden dat wij een vaste overnachting in het zuidwestelijke deel kozen.

Desondanks valt de temperatuur in de winter meestal wel mee. IJsland heeft, dankzij de warmere Golfstroom, een – gezien zijn naam verrassend – mild klimaat. Heel diep onder het vriespunt gaan de temperaturen meestal niet. Dat neemt niet weg dat je je wel degelijk warm moet kleden, want de gevoelstemperatuur ligt meestal pakken lager dan de reëele. Boosdoener: de wind!

Seljalandsfoss (Le petit requin)
Waterdichte kledij is nodig. Voor het weer, maar ook om achter watervallen te kunnen wandelen 🙂

Ik had meestal mijn winterwandelbroek aan met bovenaan thermisch ondergoed zonder mouwen, een sous-pull en mijn ski-jas (vergeet een paraplu – door de wind houdt die het toch niet vol – en zorg dus voor regendichte kledij). Op koude dagen voegde ik daar een legging en een fleecepull als extra lagen aan toe. Verder ook nog – logisch, maar ik vermeld het toch maar even – een haarband, halswarmer (sluit beter aan op het gezicht dan een sjaal) en twee paar handschoenen: een dik paar dat voor de meeste warmte zorgde, maar daaronder een dunner paar dat ik aanhield wanneer ik wilde fotograferen (wat, als je een beetje met instellingen wilt prutsen, niet handig is met dikke handschoenen 🙂 ).

Tot slot droeg ik ook steeds stevige, waterdichte wandelschoenen met een goed paar kousen, die niet alleen zorgden dat ik warme voeten had, maar ook hielpen bij de soms gladde wandelpaden (temperaturen rond het vriespunt zijn dan misschien niet heel koud; wegspattend water van een waterval vriest er desondanks bij aan).

Verkeer

Wij huurden zelf een wagen, een 4×4 met spijkerbanden, en namen een all-in verzekering (met opspattende steentjes op gravelwegen, kans op slippen… leek ons dat niet onverstandig). Zolang je op de grote ringweg blijft, is er niets moeilijk aan het rijden ginder (het eventuele rijden in het donker daargelaten, want dat is niet anders dan hier). Ga je er – vrij onvermijdelijk – af, dan wordt het soms wat verraderlijker: ook al lag er weinig tot geen sneeuw, we kregen wel degelijk een paar gladde stukken voor de wielen geschoven waar we blij waren met die spijkerbanden.

Einbreið brú (Le petit requin)
Een specialleke ginder: de aankondiging van een Einbreið brú ofte een brug die één vak breed is. Voorrang gaat naar wie het eerst op de brug is.

Hoe goed onderhouden de ringweg ook is, veel andere wegen zijn in de winter simpelweg geen optie. Wij reden een stukje van de weg richting Landmannalaugar, een dal in het binnenland, om daar een aantal dingen te bezoeken, maar de rest van die weg was afgesloten. Tenzij je gaat voor een gigantische 4×4 truck op camionwielen, vergeet het (of kom, zoals wij willen doen, gewoon in de zomer terug met een normale 4×4). Op deze website vind je alle informatie over de omstandigheden op de weg. Best altijd even bekijken voor vertrek, om zeker te zijn dat er geen onverwachte sneeuwbuien of dergelijke roet in het eten gooien.

Oh, en die wind die ik hierboven vermeldde? Die maakt ook dat je je autodeur best goed vasthoudt bij het uitstappen…

Eten

Kort samengevat: duur! Ik ben nochtans al wat gewoon door de Zwitserse prijzen, maar vond het desondanks duur genoeg (laat staan wat de rest, die in België woont, er van vond 🙂 ). Wij deden onze grote inkopen bij supermarkt Bonus in Selfoss, omdat de prijzen daar lager waren dan bij de plaatselijke kruidenier Samkaup Strax in Flúðir. Koken deden we, op twee dagen na, zelf, enerzijds omdat we nu eenmaal niet in een buurt logeerden waar er veel restaurants te vinden waren, anderzijds omdat we zo de prijs toch een beetje konden drukken. Zeker het proeven waard – voor zover je dat al niet gedaan hebt sinds het ook in België te vinden is: Skyr, IJslandse yoghurt.

De beide keren dat we toch op restaurant gingen, was dat in Reykjavik. We aten er bij:

  • Salka Valka, dat – zeker naar IJslandse normen – schappelijk is van prijs. Het menu is vrij beperkt, omdat ze uitgaan van de verse visvangst van de dag. De Plokkfiskur is een aanrader 🙂 . Voor de vegetariërs zijn er ook opties waarbij de vis weggelaten wordt, maar echt vegetarische of veganistische opties stonden er – als ik het mij goed herinner – niet op de kaart. Prijs: 165 euro voor zes volwassenen.
Salka Valka Reykjavik (Le petit requin)
Plokkfiskur (visstoofpotje) met roggebrood, broccoli en zoete aardappel
  • ROK, dat een pak duurder – maar ook luxueuzer is. Wij kozen ervoor, omdat ik graag vegetarisch wilde eten (na een hele week vlees had ik het er echt wel mee gehad), maar Johan graag IJslands lam wilde proeven. Hier zijn er zowel vegetarische als vis- en vleesgerechten te vinden. De gangen zijn klein (reken twee gerechten voor een hoofdgerecht), maar lekker. Wij proefden voor de prijs van 75 euro voor twee personen van: een paddenstoelenrisotto met rodewijnsaus en parmezaan, een vegetarisch “vleesbroodje” met cashewnoten, portobellochampignons, bloemkool en yoghurtsaus, een zwarte bonenburger met jalapeñomayonaise, augurkjes en tomaten en een ribeye van lam.
ROK Reykjavik (Le petit requin)

Aurora Borealis

De belangrijkste reden dat wij in deze periode gingen, was het noorderlicht, waarop je in de winter – in tegenstelling tot de zomer – grote kans hebt.
Niet dat je er op kan rekenen het te zien, want zelfs wanneer het vele uren donker is, zijn er twee belangrijke factoren die moeten samenvallen: de hemel moet voldoende helder zijn én er moet zonne-activiteit zijn.

Ik heb mij vooral laten leiden door de rest van de groep, met mijn moeder – die een gat in de lucht sprong bij elk beetje activiteit – op kop. Zij en Johan keken op de apps My Aurora Forecast, Aurora Forecast en Aurora Now en de website Space Weather, waardoor ze vrij goed konden inschatten wanneer we kans hadden om noorderlicht te zien. De beide keren dat we een voldoende heldere hemel hadden, hebben we ook noorderlicht gezien (zonder uren buiten in de kou te moeten staan wachten tot het zover was). Ik kan die apps dus alleen maar aanraden 🙂

Niet om de fun al op voorhand te verpesten, maar toch een paar tips om – mogelijks te hoge – verwachtingen bij noorderlicht bij te stellen naar realistische:

  • op foto’s is noorderlicht meestal heel fel en overduidelijk te zien. Dat komt door de lange sluitertijd, maar aangezien onze ogen jammer genoeg geen 30 seconden licht kunnen binnenlaten (noch andere camera-instellingen hebben 😉 ), is felgroen op de foto in het echt lichtgroen of zelfs wit. Mijn ouders hebben het ook al in Noorwegen gezien waar ze er toen dichter bij waren en daar was het echt groen van kleur; dit keer was het eerder een wit schijnsel. Neemt niet weg dat ook dat fascinerend is om te zien!
  • Witte vlekken in de lucht, dat wilt ook zeggen dat noorderlicht er al eens als wolken kan uitzien. De eerste keer dat ik het zag, heb ik een paar keer opnieuw moeten kijken (en eens geloerd op het cameraschermpje) om te beseffen dat het wel degelijk noorderlicht was. Dat gebeurt, dat is normaal.
Aurora Borealis (Le petit requin)
’t Is niet omdat het er met het blote oog als een wit schijnsel uitziet, dat ge geen spectaculaire en/of romantische foto’s kunt maken. Wel 30 seconden in dezelfde houding blijven kussen, dat wel 😜
  • Zorg dat je “paraat” bent: het kan zijn dat de activiteit meerdere uren te zien is, maar evengoed is ze al weer verdwenen tegen dat je goed en wel buiten bent. Niet dat je met al je kleren aan binnen moet zitten wachten (dat doet het warmte-effect nogal teniet namelijk 😉 ), maar zorg dat je het belangrijkste vlakbij hebt. Idem trouwens als je foto’s wilt nemen: je toestel al monteren op je statief, het eventueel zelfs al buiten laten staan (ergo: geen damp bij de overgang van binnen naar buiten), op voorhand alle instellingen overlopen… het helpt allemaal om niet als een kieken zonder kop naar buiten te lopen.

Ik ga hier geen uitgebreide tips geven om het noorderlicht te fotograferen, daarvoor bestaan er veel betere websites (weliswaar ook daar geen tips, aangezien ik een paar doorwinterde amateurfotograferen bij had die mij ter plaatse tips gaven 😉 ). Wel kort de belangrijkste zaken om op te letten:

  • statief (no way dat je scherpe foto’s kan nemen anders)
  • kabel-afstandsbediening (zelfde reden). Heb je dat niet, stel dan de zelfontspanner in.
  • manueel scherpstellen (test dit op de sterren en controleer of je toestel een knopje heeft om de scherptediepte aan te geven; bij het mijne was dat moeilijker, waardoor het wat gokken was wanneer hij effectief goed scherpgesteld stond. Ik heb daardoor foto’s die ok, maar toch een beetje onscherp zijn)
  • hoge ISO
  • lange sluitertijd
  • extra batterij (want kouder dan standaardomstandigheden en dus gaat een batterij sneller leeg. En je wilt echt niet zonder batterij komen zitten op zo’n moment)
Geysir (Le petit requin)
Zei ik al dat het licht en de kleuren er machtig mooi zijn?

Voilà, tot zover mijn tips. Wie nog vragen heeft, shoot! En dan verschijnen er hopelijk ooit nog wel eens uitgebreide verslagen van alle mooie ontdekkingen die we deden 😉

2 reacties

  1. Nog eens wauw! Mijn vragen van gisteren zijn beantwoord, en ik heb deze link ook bewaard voor later 🙂